donderdag, augustus 16, 2007

Dood eind

“Ja mevrouwtje, u heeft op marktplaats een roeiboot te koop staan. Ja, een roeimachine, dat bedoel ik. Hoeveel moet u er voor hebben?” Een uur later staat een mannetje met een grijze snor voor de deur. “Jezus, wat een teringzooi hier!” begint die kerel als hij de drempel overstapt. Ik heb even geen zin om er op in te gaan, aangezien ik hem over 5 minuten nooit meer van mijn leven zal zien, hopelijk. “Nou, mevrouwtje, hoe groot is dat ding, want ik kan niet goed tillen hoor!” Ik ook niet, kaats ik de bal terug. Puffend loopt hij de twee trappen op. Ik besluit dat ik het roeiapparaat samen met die kerel zo snel mogelijk weg wil krijgen en heb een handvat al te pakken. Een poster van Einstein op de gang trekt op weg naar beneden zijn aandacht. “Weet je wat die vent had willen worden eigenlijk? Loodgieter! Dat had de wereld een hoop ellende bespaard!” Het zal wel, denk ik bij mijzelf, niet op in gaan. Zo snel als ik kan, til ik het roeiding mee in zijn kofferbak. “Elke keer zal ik nu aan u denken mevrouwtje, als ik op de roeimachine zit”, zegt hij. Daarachter volgt een ruwe lach. “Hoe moet ik dat ding nu thuis uit de auto krijgen?” vraagt hij zich hardop af. Ik sta in de deuropening en roep hem na: “dat is uw zorg!” Lul.

Met dit verhaaltje is tevens weer een periode van een sportactiviteit afgesloten waar ik ooit zo ongelofelijk fanatiek aan was begonnen.