woensdag, september 30, 2009

Winkelcentrum



Vlakbij zit een winkelcentrum. Niet heel groot, maar groot genoeg om er alle gangbare spullen te kunnen kopen. Uit mijn werk kom ik daar langs. Vanmiddag had ik zin om er ‘gewoon’ even naar binnen te gaan. Omdat dat erg loos klinkt, probeer ik hiervoor toch een reden te bedenken. Wat zou er bijna op kunnen zijn uit mijn keukenkastjes. Koffie? Nee, daar kan ik nog makkelijk drie weken mee vooruit. Keukenpapier? Ik heb geen zin om dat nu te kopen. Kattenbrokken? Wat voor merk dan? Echt geen puf voor om dat nu te bedenken.
Ineens begrijp ik mijn drang om naar dat winkelcentrum te gaan. Ik wil mijn hoofd even over dit soort onzinnige zaken buigen om daardoor mijn werk van mij af te zetten.
Dat lukt aardig, want ik loop inmiddels het tweede rondje langs de overdekte winkelpartij zonder ergens naar binnen te zijn gegaan.
Oh ja kaarsen, die moest ik nog hebben. Maar dan wel die van Bolsius. Anderen flikkeren zo. Bij Blokker hebben ze die vast wel. Nee hoor, wel tig andere merken, maar niet de mijne. Ah, euforie, ik bedenk mij ineens iets wat ik echt nodig heb: een thee-ei. Blij met deze noodzakelijk gedane aanschaf loop ik de winkel uit.
Dan zie ik de Plus: een van de supermarkten die de strijd heeft verloren tegen zijn concurrenten. “Vandaag 30 procent korting op alles.” Ik loop naar binnen en moet even wennen aan de overwegend lege schappen. Wat een verademing!
Direct loop ik naar het pad met dierenvoer en gooi het enige pak kattenbrokken dat er nog staat in mijn mandje. En even later ligt er een pak Fair Trade koffie naast. Plus een voordeelpak keukenrollen. Opgewekt loop ik naar de kassa. Het kassameisje kijkt wat mistroostig: het is ook een troosteloze setting waarin zij zit, beetje Oostblok-achtig. Maar alles is geregeld voor haar: in de volgende winkel. Ik pols wat voor winkel er dan voor de supermarkt in de plaats komt. Een Hema zou fijn zijn, probeer ik. Een flauwe glimlach volgt. “Ja, dat zou ik ook wel willen.” Tevreden loop ik naar buiten. Binnenkort is mijn winkelcentrum helemaal af. Verkoopt de Hema goede kaarsen?

maandag, september 28, 2009

Fietsen

Een heel erge mooi-weer dag. En de laatste voor een lange periode van diepe duisternis, schat ik in. Daarom ga ik fietsen, en wel in het buitengebied van Den Bosch. Sinds ik uitzicht heb over een enorme groene vlakte tegenover mijn appartement ben ik daar al benieuwd naar. Op de kaart heet de natuurvlek: ‘Moerputten’. De rest is een grote verrassing.
Mijn zus heeft een doos vol fietsroutes door heel Nederland waarbij je van nummer naar nummer kunt trappen. Ik heb die boekjes niet. Een zwakke poging om via internet ergens een fietskaart te vinden loopt op niets uit. Het heel erge mooie weer maakt mij ongeduldig waarop ik besluit op de bonnefooi maar de kant van Moerputten op te fietsen.
Vijf minuten later. Bij de eerste T-splitsing slaat de vertwijfeling toe: welke kant zal ik nou eens opgaan? Getver, niets vervelender dan in het onzekere zijn over je locatie. Welke weg ik ook insla, ik heb al geen flauw idee meer waar ik ben. Dan kom ik een kluwen bejaarde fietsers tegen. Daar zijn er genoeg van op zondagmiddag, zo blijkt. Ik besluit aan een oud echtpaar advies te vragen over ‘wat welke kant op is’. Vervolgens krijg ik een heel verhaal over knopen en bordjes die ik moet volgen en die ‘rotjeugd’ die de nummers van de bordjes afkrast zodat ‘wij fietsers’ het alleen met het op het stuur vastgeschroefde fietskaarten moeten doen.
Met veel moeite week ik mij los van het stel dat vervolgens met veel enthousiasme de ene na de andere fantastisch mooie fietsroute aanprijst. “Als je hier rechts over de brug gaat, kom je uit bij Kamp Vught. Erg indrukwekkend hoor.” Ik beloof ze dat ik daar nog wel een andere keer naar toe ga. Nu moet ik echt gaan hoor. Ik wil gewoon weer terug naar huis. Binnenkort ga ik naar de ANWB-winkel en koop ik iedere fietskaart van Noord Brabant die ik maar kan vinden. Echt waar.

zaterdag, september 26, 2009

Nog geen koningin van Lombardije

Hoe begroet je nou iemand die je tegenkomt als je op de fiets zit? Of nog erger: als je aan het wandelen bent. De passant nadert langzaam waardoor het steeds moeilijker wordt je blik ontspannen te houden. Tenminste, dat heb ik vaak. Meestal draai ik mijn hoofd de andere kant op waar juist op dat moment helemaal niets buitengewoon boeiends te zien is.

Deze zomer was ik met een collega varen op zijn sleepboot. Bij schippers geldt een beetje dezelfde regel als bij motorrijders: je steekt even je hand op als je elkaar passeert. Nu is dat al lang niet meer zo bij iedere motorrijder, want of het gaat zo hard dat je al een kilometer van elkaar verwijderd bent voordat je je hand maar ook hebt opgeheven of je blijft aan de gang aangezien half Nederland op een eerste lentedag op de motor lijkt te rijden. Afijn, op het water gaat het allemaal niet zo snel, dus tijd genoeg voor een groet. Mijn collega is een oude rot in het vak, dus zwaaide hij relaxed naar wat hem tegemoet kwam. Ik daarentegen vond het alles behalve een relaxte bezigheid. Want wanneer is het moment dat je je arm optilt en hoelang zwaai je dan? Te lang is kneuzig en te kort komt arrogant over. Ik vond het zo lastig dat ik maar besloot niet meer als eerste te zwaaien. En als ik begroet werd door een tegemoetkomende schipper zwaaide ik even gemoedelijk terug. Dat schept toch wel een band moet ik zeggen al is het maar van zeer korte duur.

Weer op het vaste land, en al wandelend, vind ik het nog steeds wel lastig.

Behalve als ik zo’n dag heb alsof ik de hele wereld aankan. Dan durf ik zelfs glimlachend naar een leuke vent te kijken en gedag te zeggen. Of wat dan ook.